Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2724

Datum uitspraak2008-10-22
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1545 ZW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering (verdere) ZW-uitkering toe te kennen. Medisch onderzoek voldoende zorgvuldig en voldoende gemotiveerd.


Uitspraak

07/1545 ZW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 8 februari 2007, 06/1567 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 22 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. E.H.J.M. Dohmen, advocaat te Kerkrade, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.W. Huiskamp. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant, laatstelijk werkzaam als [naam functie] voor 40 uur per week via een uitzendbureau, heeft zich op 14 maart 2005 ziek gemeld in verband met een gebroken rechter knie, waaraan hij is geopereerd. Appellant is verschillende malen, voor het laatst op 3 maart 2006, onderzocht door verzekeringsarts V. Gijbels. Deze beschikte hierbij over informatie van chirurg S. van Helden van 15 februari 2006. Hieruit komt naar voren dat de functie van de rechter knie van appellant eind 2005 goed was. Genoemde verzekeringsarts constateerde een quadricepsatrofie rechts van minder dan één centimeter, een normale kniefunctie en minder parapatellaire zwelling. Hij verklaarde appellant met ingang van 6 maart 2006 weer geschikt voor zijn eigen werk. Bij besluit van 6 maart 2006 is appellant met ingang van die datum een (verdere) uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) geweigerd. 1.2. In het kader van de bezwaarprocedure is appellant op 8 juni 2006 onderzocht door bezwaarverzekeringsarts J. Jonker. Deze beschikte hierbij over door appellant ingebrachte informatie van bedrijfsarts A. de Wolf van 6 juni 2006. Hieruit komt naar voren dat een lijst met medische beperkingen is opgesteld en dat appellant inmiddels bij Transferium Werk en Bijstand in een zittende functie is geplaatst. In haar rapport van 9 juni 2006 constateerde genoemde bezwaarverzekeringsarts een normale functie van de rechter knie, geen vochtophoping in de knie en een rechter bovenbeenspieratrofie van circa anderhalve centimeter. Zij onderschreef vervolgens het primaire medische oordeel. Bij het bestreden besluit van 16 juni 2006 is het bezwaar tegen het besluit van 6 maart 2006 ongegrond verklaard. 1.3. In het kader van de beroepsprocedure heeft appellant informatie ingebracht van arbeidsdeskundige W.J.C.L.M. Ganzevles van 15 juni 2006. Hierin is een lijst van medische beperkingen vermeld en is geconcludeerd dat appellant in staat wordt geacht productiewerk te verrichten dat vooral zittend kan worden uitgevoerd. Voorts is informatie ingebracht van orthopedisch chirurg G. Olijhoek van 13 november 2006. Hieruit komt naar voren dat het onderzoek van de bezwaarverzekeringsarts onvoldoende (zorgvuldig) moet worden geacht. In haar rapporten van 20 juli 2006 en 28 november 2006 heeft genoemde bezwaarverzekeringsarts haar standpunt nader toegelicht. 2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. 3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn medische beperkingen zijn onderschat, dat hij in verband met zijn pijnklachten niet lang kan staan en dat ook onvoldoende gewicht is gehecht aan de informatie van arbeidsdeskundige Ganzevles en orthopedisch chirurg Olijhoek. 4.1. Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. 4.2. Op grond van vaste jurisprudentie van de Raad dient onder ongeschiktheid in de zin van artikel 19 van de ZW te worden verstaan het op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten niet kunnen of mogen verrichten van zijn arbeid. Onder ‘zijn arbeid’ wordt verstaan het laatstelijk voor de aanvang van de ongeschiktheid feitelijk verrichte werk. 4.3. De Raad ziet allereerst onvoldoende aanleiding om het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig te achten. Daarbij heeft de Raad in aanmerking genomen dat de (bezwaar)verzekeringsartsen appellant hebben onderzocht en dat zij daarbij over voldoende medische informatie beschikten. Voor het overige heeft de bezwaarverzekeringsarts haar standpunt op dit punt in haar rapport van 28 november 2006 voldoende gemotiveerd toegelicht. 4.4. De Raad ziet voorts in de beschikbare medische informatie onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de (bezwaar)verzekeringsartsen. Daarbij heeft de Raad in aanmerking genomen dat de informatie van chirurg Van Helden en bedrijfsarts De Wolf reeds door de (bezwaar)verzekeringsartsen bij hun (primaire) medisch oordeel is meegewogen. Met betrekking tot de informatie van arbeidsdeskundige Ganzevles en de informatie van orthopedisch chirurg Olijhoek heeft de bezwaarverzekeringsarts in haar rapporten van 20 juli 2006 en 28 november 2006 voldoende gemotiveerd aangegeven waarom deze informatie haar geen aanleiding geeft tot een wijziging van haar standpunt. Hierbij merkt de Raad op dat de informatie van arbeidsdeskundige Ganzevles een arbeidskundig onderzoek betreft naar de functiemogelijkheden van appellant op de reguliere arbeidsmarkt. Uit de informatie van orthopedisch chirurg Olijhoek blijkt voorts niet van meer of andere medische beperkingen dan door de (bezwaar)verzekeringsartsen reeds waren vastgesteld. De stelling van appellant dat hij vanwege zijn pijnklachten niet lang kan staan, vindt verder geen steun in de beschikbare medische informatie. Daarbij wijst de Raad er op dat, blijkens de door bedrijfsarts De Wolf opgestelde lijst van medische beperkingen, als vermeld in de informatie van arbeidsdeskundige Ganzevles, appellant in elk geval niet is beperkt ten aanzien van het aspect ‘staan’. Voorts heeft appellant in hoger beroep geen medische informatie ingebracht die zijn standpunt nader zou kunnen onderbouwen. 5. De Raad komt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.C.M. van Laar en J.F. Bandringa als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van E.M. de Bree als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2008. (get.) Ch. van Voorst. (get.) E.M. de Bree. RB